Gartner: effect van data blijkt lastig aan te tonen

Leestijd: 2 minuten

Data is één van de grote beloftes van het digitale tijdperk. Hoe meer data, hoe meer effect. Maar is dat echt zo?

Je hebt het eerder gelezen, ik verzamel de laatste tijd kritische geluiden in dit kader (bijvoorbeeld hier en hier). Nee, zeker niet omdat ik tegen data ben. Maar omdat ik een keerzijde zie van data en meetbaarheid. En omdat ik denk dat te weinig organisaties zich dit realiseren of durven toe te geven.

Neem dit Gartner-onderzoek: wat is één van de grootste uitdaging van Chief Data and Analytics Officers (CDAO’s)? Het aantonen van de impact van data, analytics en AI. Het lukt ze meestal niet om een link te leggen tussen de cijfers die ze verzamelen en de resultaten van hun bedrijf.

Veel waardering, maar weinig effect.

“Er is een grote waardering voor data. Veel organisaties praten over de waarde van data en willen data-gedreven werken. Maar weinigen kunnen dit effect concreet aantonen,” aldus Gartner.

De meeste respondenten hebben dan ook als doel de waarde van data en analyses te onderbouwen met concrete resultaten. Maar slechts 22% van de ondervraagden lukt dit goed.

Nu is uiteraard de vraag wat er aan de hand is. Aan de ene kant kan dit een klassieke situatie zijn van trage organisaties die in silo’s denken, die achterlopen met analysetechnieken en die data uit diverse bronnen niet weten te combineren. Daar zit zonder twijfel een kern van waarheid inzitten.

Het frame van succes.

Maar ik denk dat er ook een “frame” is. Het frame dat iedere organisatie net zo succesvol als Amazon of Booking.com kan worden als ze maar net zo slim met hun data omgaan. En als dat niet lukt, doen ze niet genoeg hun best. Dan zijn ze oud en grijs en verliezen ze het gevecht van jonge slimme spelers.

Het valt mij op dat ik in de praktijk allerlei organisaties zie worstelen met hun data. Zeker de data die grote mediapartijen als Google en Meta op ze afvuren. Dit zijn cijfers die grip lijken te geven, maar dat vaak niet doen. Bijvoorbeeld omdat het momentopnames betreffen, die niet consistent zijn met andere momentopnames. Of omdat ze KPI’s (zoals CTR) terugkoppelen die er niet toe doen.

Uiteraard blijf ik dit onderwerp geboeid volgen. En ik laat het weten als ik voorbeelden tegenkom die wel goed werken. Vuur die ook gerust op mij af :).

“Precisietargeting is duur en werkt meestal niet”

Leestijd: 3 minuten

Meten is weten? Toch? De grote belofte van digitale marketing is data. Met data zijn media effectiever in te zetten. Want je weet precies wie je benadert. En je meet wat werkt en niet. Hoe meer data, hoe preciezer het effect. Leve de precisiemarketing, de droom van elke CMO.

Wel, daar blijkt vaak niets van waar. In mijn boek Sterk Digitaal Merk heb ik daar allerlei voorbeelden van gegeven: veel data lijken interessant, maar doen niets. Of ze hebben zelfs een negatief effect. Neem bijvoorbeeld de correlatie tussen het meten van een klik en het behalen van een effect. Die is vrijwel altijd nul. Ook al meet iedereen nog iedere dag kliks.

Kritisch op marketingdata.

Daarom vond ik het onderzoek van de Australische professor Nico Neumann al eerder interessant. Hij kwam een aantal jaar geleden tot onthutsende conclusies toen hij kritisch keek naar de marketingdata die merken inkochten, voor een boel geld. En hij zag dat niemand vragen leek te stellen.

Neem deze simpele vraag: welk geslacht heeft iemand uit de doelgroep? Data van toonaangevende datahandelaren hadden dit gemiddeld in 42 procent van de gevallen goed. Dat is slechter dan blind keuzes te maken. En tegelijkertijd een stuk duurder (‘spray and pray’).

Maar Neumann kreeg ook kritiek. Zijn B2C-onderzoek zou te algemeen zijn. En voor niche-doelgroepen en B2B zou precies ingekochte online reclame wél werken. (Tussen haakjes: organisaties als Bain en het B2B Institute – gesteund door LinkedIn – stellen dat leadgeneratie in B2B vaak een schijnmetric is. Dit omdat er grotere “koopsystemen” en “verborgen” beslissers zijn.)

Daarom deed hij samen met HP onderzoek. Daarbij keek hij zowel naar First Party- en Third Party-data. Zo kon hij zowel ‘probabilistische data’ (afgeleid van IP-adressen, browsers of apparaat) als ‘deterministische data’ (naam, adres, e-mail of telefoonnummer) testen.

De uitkomst stelt grote vraagtekens bij de meeste B2B-marketingstrategieën, vooral in de techsector. Het maakte niet uit welke data Neumann gebruikte. De resultaten waren treurig.

“Het was of gelijk aan willekeurige targeting, of zelfs slechter voor de probabilistische data. Als je een lijst met namen hebt – deterministische data – dan was dat beter dan willekeurig. Maar dan nog is de vraag: rechtvaardigen de kosten dit?”

Een markt van 20 miljard dollar.

Pikant: volgens de professor gaf een belangrijke medewerker van een datahandelaar toe, dat al lang bekend was dat hun data waardeloos was. “Wat maakt het uit? Marketeers kopen het toch.” Alleen al in de Verenigde Staten vormt dit soort data een markt van 20 miljard dollar.

Neumann vroeg ook z’n eigen dataprofiel op bij verschillende datahandelaren. “Iedereen kan dat doen. Download je eigen segmenten en kijk wat de data over jou zeggen. Het is hilarisch, ik heb dat vaak gedaan.”

Neumann en collega’s analyseerden ook welke factor de nauwkeurigheid in data van derden bepaalt. Daaruit bleek dat het niet zozeer de slimme AI is die het verschil maakt, maar juist de kenmerken van de persoon. Sommige mensen zitten voortdurend online en hebben talloze digitale profielen. Anderen hebben bijna geen digitaal spoor, dus dan kun je lastig data over hen verzamelen. De succesfactor draait daarmee meer om de persoon dan om de aanbieder.

First party-data scoorde beter dan data van derden. Maar ook hier waren nadelen. Neumann waarschuwt dat de matches die in Clean Rooms worden gemaakt nep kunnen zijn. Hij raadt aan om dit te testen door bewust wat besmette of verzonnen, gehashte e-mailadressen toe te voegen. Als het systeem deze mailadressen koppelt aan bestaande profielen, is er iets mis.

Zijn advies: gebruik alleen First en Second party-data die je vertrouwt. Bijvoorbeeld die van grote uitgevers of een luchtvaartmaatschappij. Partijen die kunnen uitleggen waar hun data vandaan komt.

Neumann stelt daarmee fikse vraagtekens bij een smalle doelgroepbepaling. Dit levert vaak geen groter rendement op, maar kost wel meer. Zeker in combinatie met rotte gebruikersdata.

“Ik zou zelfs een stap terugdoen en vragen: moet je zo nauwkeurig targeten? In weinig gevallen heeft dat écht zin … Waarom zou je mensen uitsluiten en de kosten opdrijven, in plaats van je boodschap het werk te laten doen? Is het ooit erg als iemand je merk leert kennen?”

Als alles werkt, word je voor de gek gehouden.

Als volgende stap wil hij de belangrijkste platformen voor Mixed Media Modelling onder de loep nemen (zie mijn eerdere artikel hierover). Hierbij ziet hij de toename van mogelijkheden als goed nieuws. Bijvoorbeeld de opensource modellen van Google en Meta. Maar ook daar plaatst hij kanttekeningen bij. “Sommige mensen vragen zich af: ‘Ze verkopen zelf media en hebben nu een tool om die te evalueren, kan dat wel?’ Dat is een terechte zorg.”

In de tussentijd adviseert hij om vooral vragen te blijven stellen over Mixed Media Modellen. Vooral als ze suggereren dat alles werkt. “Als dat gebeurt, word je waarschijnlijk voor de gek gehouden.”

Bron: Mi3

Geïnterviewd: een merk bouwen in de bouwsector

Leestijd: < 1 minuut

Door Rene van Krugten van BouwKennis ben ik geïnterviewd: hoe bouw je een merk in de bouwsector?

“In een digitale wereld waar alles lijkt te draaien om clicks en direct resultaat, lijkt het belang van branding soms verwaarloosbaar. Maar juist nu is een sterk merk essentieel, vooral voor traditionele sectoren zoals de bouw. Merkstrateeg Ingmar de Lange – auteur van het boek Sterk Digitaal Merk, het Marketingboek van het Jaar 2022, en veelgevraagd spreker – legt uitgebreid uit waarom. En hoe bedrijven hun merk sterker kunnen maken om op de lange termijn te winnen. Daarin spelen aspecten als eigenheid en consistentie, maar ook het gebruik van technologie, waaronder AI, een belangrijke rol.”

Lees het hele artikel

Zo herken je een nep AI-filmpje

Leestijd: < 1 minuut

We worden overspoeld met AI-filmpjes, zeker op sociale media. Maar hoe zie je of een video echt of nep is? Helemaal als het om nieuws gaat?

Vanuit persoonlijke interesse volg ik dit YouTube-kanaal al een tijdje. Expert leggen enthousiast uit hoe imponerende visuele effecten in films en games worden gemaakt.

Dit keer helpen ze je AI-video’s te herkennen. Zodat je je minder snel laat foppen. Dat doen ze enerzijds met boerenverstand, anderzijds door goed naar de details te kijken.

Grappig is dat ze ook de Coca-Cola-reclames onder de loop nemen, waarover ik recent schreef. Spoiler: daar zijn ze nog niet erg van onder de indruk. Andere spoiler: ondanks de matige creatieve kwaliteit scoren de AI-films van Coca-Cola bovengemiddeld goed onder kijkers (een 5,9 op een schaal van 6 in een onderzoek van System1).

Maar let op: dit is niet per se omdat AI een briljante reclame heeft gemaakt. Het is vooral omdat de AI-film een aantal klassieke merkwetten respecteert: die van consistentie, eigenheid en herkenbaarheid.

Coca-Cola rijdt al 30 jaar rond met de Kersttruck. Daardoor herkennen we het kerstconcept direct en eet ons brein de boodschap met gemak. En zoals Kahneman ons leert, hoe minder onze hersenen hoeven na te denken, hoe fijner ze dat vinden. Zeker als het om reclame gaat. En doordat AI direct voortborduurt op Coca-Cola-reclames uit het verleden, is dit filmpje bijzonder herkenbaar en lekker consistent. Daardoor werkt ie prima.